Hoofdstuk 14

Bruisend van levenslust deed Jossie de deur voor me open.

'Pa vraagt of je even iets komt drinken.' Ze hield de deur voor me open en keek me onzeker aan. 'Hoe is het met je? Ik bedoel... ik geloof dat ik niet helemaal...'

Ik kuste haar op haar mond Heerlijk zacht. Het smaakte naar meer.

'Ik lust wel een borrel,' zei ik.

Toen we zijn zitkamer annex kantoor binnenkwamen was William Finch al bezig een glas whisky in te schenken. Hij begroette me glimlachend en bood het me aan.

'Je ziet eruit alsof je eraan toe bent,' zei hij. 'Zo te horen heb je nogal wat te verduren gehad.'

'Ik voel me net een voetbal.' Ik pakte het glas aan en proostte voor ik een slokje van het uitgelezen vocht nam.

Jossie zei: 'Heen en weer geschopt?'

Ik knikte glimlachend en zei: 'Er wordt door iemand een strategisch spelletje gespeeld.'

Finch keek me nieuwsgierig an. 'Weet je ook door wie?'

'Niet precies, nee. Nog niet.'

Jossie stond naast haar vader en schonk uit een klein flesje grapefruitsap in. Een duidelijk praktijkgeval van erfelijkheid: ze hadden allebei dezelfde rijzige gestalte en dezelfde fiere stand van het hoofd op de lange hals, en beiden wekten de indruk het leven naar hun hand te zetten in plaats van speelbal te zijn. Met een beschaafd vleugje geamuseerdheid in zijn vaderlijke trots keek hij haar vertederd aan. Zelfs haar stereotiepe spot leek ze van hem te hebben.

Hij wendde zijn grijzende hoofd weer naar mij en zei dat de politie het hele gedoe op den duur wel zou ontrafelen.

'Dat denk ik ook wel,' zei ik neutraal.

'En ik hoop dat ze de schurken jarenlang in kleine ruimten opsluiten,' zei Jossie.

'Wie weet,' zei ik.

Finch dook met zijn neus in een forse gin-tonic en toen hij weer bovenkwam ging hij over op het onderwerp dat hem het meest interesseerde. Ontvoeringen moesten het duidelijk afleggen tegen de paardenrennen.

'Mijn volgende koers?' Ik herhaalde zijn vraag. 'Morgen al. Tapestry loopt in de Oasthouse Cup.'

Zijn verbouwereerdheid droeg niet bepaald bij tot mijn toch al wankele zelfvertrouwen. 'Allemachtig,' zei hij. 'Als je het mij vraagt, ik bedoel, Ro, is dat nu wel verstandig?'

'Absoluut niet.'

'Waarom doe je het dan?'

'Omdat ik vreselijk moeilijk nee kan zeggen.'

Jossie moest lachen. 'Geen ruggegraat,' zei ze.

De deur ging open en er kwam een vrouw met donker haar binnen. Ze droeg een lange zwarte jurk en schreed gracieus voort. Het leek wel of ze een eigen gloed uitstraalde; en Jossies opgewektheid doofde als een kaars die wordt uitgeblazen.

Finch liep op de nieuwkomer toe en verwelkomde haar met een glimlach. Met het air van de bezitter pakte hij haar bij de elleboog en leidde haar in mijn richting. 'Lida, beste kind, dit is Roland Britten. Ro, Lida Swann.'

Een lintworm die hem te pakken heeft, had Jossie gezegd. De lintworm had een breed, gaaf voorhoofd, donkerblauwe ogen en ravenzwart, glad naar achteren gekamd haar. Haar handdruk was stevig en warm. Haar zware, zoete geur verspreidde dezelfde boodschap als de volle borsten, de ranke taille, de slanke heupen en de uitdagende glimlach: de seksuele vrouw in volle glorie. Lijnrecht het tegengestelde van mijn eigen voorkeur, bedacht ik: ingetogenheid en humor. Jossie keek zuur naar onze uitwisseling van beleefdheden, en het liefst wilde ik naar haar toe lopen en mijn armen om haar heen slaan.

Ik dacht: waarom ook eigenlijk niet Ik maakte me los uit de zwoele aura om Lida, deed de paar passen die me van Jossie scheidden en legde mijn arm stevig rond haar middel.

'Zullen we dan maar?' zei ik. 'Op naar het spijzen van de hongerigen.'

Terwijl we door de gang liepen en in de auto stapten kon je het chagrijn wel van Jossies gezicht scheppen, en zelfs tien kilometer verderop keek ze nog steeds zuur.

'Ik kan haar niet uitstaan,' zei ze. 'Die hese sexy stem... allemaal aanstellerij.'

'Gin,' zei ik.

'Wat?'

'Te veel gin tast je stembanden aan.'

'Je neemt me in de maling.'

'Ik geloof dat ik van je hou,' zei ik.

'Zeg niet van die volslagen idiote dingen.'

'Hoe zo?'

'Je kunt toch niet alleen maar van iemand houden omdat ze de vriendin van haar vader haat?'

'Er zijn heel wat slechtere redenen.'

Haar grote ogen keken onderzoekend in mijn richting. Ik hield de mijne strak op de weg gericht - 's avonds op het platteland wel zo verstandig.

'Sterke mannen gaan bij bosjes voor haar door de knieën,' zei ze.

'Maar ik ben zwak.'

'Geen ruggegraat.' Ze vrolijkte weer wat op en wist ten slotte zelfs een glimlach te produceren, 'Zal ik je morgen in Kempton komen aanmoedigen?'

'Ja, dan kun je Moira Longerman een dubbele cognac geven als ik van mijn paard val.'

Tijdens het eten zei ze nogal ernstig: 'Het zal je naar ik aanneem niet ontgaan zijn dat je de laatste twee keer dat je een koers hebt gereden direct na afloop een donker hokje in gesleurd bent.'

'Nee.'

'Dus ben je - eh - niet een beetje bang voor morgen?'

'Het zou me verbazen als het weer gebeurde.'

'Met verbazing zul je weinig opschieten.'

'Dat is zo.'

'Je bent echt onmógelijk,' zei ze driftig. 'Als je weet waarom je ontvoerd bent, waarom vertel je het me dan niet?'

'Omdat ik het misschien mis heb, en ik wil eerst nog een paar vragen stellen.'

'Wat voor vragen?'

'Wat doe je zondag?'

'Dat is geen vraag.'

'Jawel,' zei ik. 'Heb je zin om een dagje naar Wight te gaan?'

 

Schuldbewust en met bange voorgevoelens over de koers met Tapestry probeerde ik te eten en later, nadat ik Jossie voor de deur had afgezet, thuis in slaap te komen. Daar mijn gestel zich koppig scheen te verzetten tegen mijn streven naar normalisering, werden beide ondernemingen slechts ten dele met succes bekroond. Het gezicht zaterdagmorgen in de scheerspiegel zou bij niemand enig vertrouwen hebben gewekt, zelfs niet bij Moira zelf.

'Je bent knettergek,' zei ik hardop, en mijn spiegelbeeld beaamde het.

Gesterkt door koffie, een gekookt ei en wat toast ging ik de stad in, op zoek naar eigenaars van vervallen opslagloodsen. Bij de makelaar, waar ze het druk hadden met duo's die elkaars hand vasthielden, kreeg ik te horen dat ze de inlichting al aan de politie hadden verstrekt.

'Vertel het mij dan ook,' zei ik. 'Het is toch geen geheim, wel?'

De ongeduldige bleke man met de baard aan wie ik de vraag had gesteld keek gekweld en ging overleggen. Hij kwam terug met een velletje papier dat hij me overhandigde alsof de aanraking ermee zijn ziel bezoedelde.

'We treden niet langer namens deze mensen op,' zei hij ernstig. 'Het is onjuist dat het betreffende perceel nog van ons bord voorzien is.'

Ik had nog nooit iemand het woord 'perceel' in de mond horen nemen. En dat was nog lang niet alles. 'We zouden er prijs op stellen in geen enkel opzicht nog met deze affaire te worden geassocieerd.'

Ik las de woorden die op het papier geschreven stonden. 'Ik kan het me voorstellen,' zei ik. 'Zoudt u me kunnen zeggen wanneer u voor het laatst iets van deze mensen hebt gehoord? En is er onlangs nog iemand geweest die de loods wilde huren of gebruiken?'

'Die mensen,' zei hij misprijzend, 'schijnen de loods enige jaren geleden zonder ons op de hoogte te stellen of ons de ons toekomende provisie te betalen te hebben verhuurd aan een firma die handelde in legeroverschotten. We hebben geen aanwijzingen van hen ontvangen, toen niet en ook later niet, aangaande verdere verhuur of onderverhuur.'

'Je bent een reus,' zei ik, en liep grinnikend weer naar buiten.

De woorden op het papier waar men bij het makelaarskantoor met terugwerkende kracht zo nerveus van werd luidden 'National Construction (Wessex) Ltd.,' oftewel het denkbeeldige bouwbedrijf van Ownslow en Glitberg.

Ik haalde de spoedvergrotingen van de foto's van Hilary op en liep naar mijn kantoor. Zoals altijd op zaterdag was alles er rustig, en de stapels werk lagen verwijtend op me te wachten.

Ik keek een andere kant uit en belde de politie.

'Nog nieuws?' vroeg ik, en het antwoord was nee.

'Zijn jullie er al achter van wie die bestelwagen is?' vroeg ik. Nee, dat wisten ze nog niet.

'Had de motor een nummer?' vroeg ik. Ja, zeiden ze, maar het was niet het oorspronkelijke nummer voor dat voertuig; het lag ook wel voor de hand dat genoemd voertuig meer dan eens in andere handen was overgegaan en voor het in de opslagloods terechtkwam menige revisie had ondergaan.

'En hebben jullie aan de heren Glitberg en Ownslow gevraagd wat ik in een bestelwagen in hun opslagloods deed?'

Aan de andere kant viel een stilte.

'Nou?' hield ik aan.

Ze wilden weten waarom ik dat vroeg.

'Ach, kom nou,' zei ik. 'Ik ben toch ook bij die makelaar geweest, net als jullie.'

De heren Glitberg en Ownslow bleken volkomen in het duister te tasten omtrent het waarom van een dergelijk gebruik van hun opslagloods. Wat hun betrof was de loods verhuurd aan een bedrijf dat in legeroverschotten deed, en als de politie vragen had moesten ze zich maar tot hén wenden.

'Hebben jullie die tui van dat bedrijf kunnen vinden?'

vroeg ik. Tot dusverre niet, zeiden ze. De man aan de andere kant van de lijn schraapte zijn politiekeel en voegde er omzichtig aan toe dat de heten Glitberg en Ownslow categorisch hadden ontkend de heer Britten te hebben opgesloten in een bestelwagen in hun opslagloods, of waar dan ook, uit wraak voor de rol die genoemde heer Britten had gespeeld bij hun veroordeling tot gevangenisstraf wegens fraude.

'Zeiden ze dat letterlijk zo?' vroeg ik belangstellend. Nee, niet precies zo. Ik had de essentie te horen gekregen.

Ik bedankte hem voor de informatie en hing op. Ik dacht: ze hebben waarschijnlijk niet het achterste van hun tong laten zien, maar ik ook niet, dus wat dat aangaat staan we quitte.

De deur van Trevors privé-kantoor zat op slot, zoals ook mijn kantoor afgesloten was geweest, maar we hadden allebei een sleutel van elkaars kamer. Evengoed wist ik dat hij het bepaald niet prettig zou hebben gevonden mij ongevraagd de paperassen in zijn archiefkast te zien doorzoeken, maar ik ging er maar vanuit dat nog even kijken geen echte inbreuk was, aangezien ik er ook al toegang toe had gehad toen hij met vakantie was. Een uur lang verdiepte ik me in kas- en grootboeken en nu mijn hoofd weer min of meer normaal functioneerde controleerde ik de cijfers van Denby Crest nogmaals. Ik had er geen fout in gemaakt, zelfs niet toen mijn hoofd er niet naar stond. Er ontbrak vijftigduizend pond van de hem door cliënten toe vertrouwde fondsen Ik staarde met lege ogen naar 'Dame en heer in rijtuig' en dacht somber aan de consequenties.

Bij Debbie en Peter in het kantoor stond een fotokopieerapparaat, waar zij door de week druk gebruik van maakten. Een tweede uur van die rustige zaterdagmorgen besteedde ik aan een systematische duplicatie voor eigen gebruik van het materiaal. Vervolgens bracht ik de boeken en papieren weer terug naar hun plaats, deed Trevors kantoor op slot en liep naar het magazijn in de kelder.

De dossiers waar ik naar zocht waren gemakkelijk te vinden, maar ze waren dun en bevatten weinig informatie. Er zaten namelijk alleen maar kopieën van de jaarstukken in en niet al de facturen en kas- en bankboeken waaruit de tellingen waren getrokken.

Daar was niets vreemds aan. Krachtens de wet op de onderneming van 1976 en ook volgens de BTW-verordeningen moeten al dergelijke stukken drie jaar lang beschikbaar blijven en mogen ze wettelijk pas nadien worden weggegooid, maar de meeste accountants gaven de boeken weer ter bewaring terug aan hun cliënten, omdat ze net als wij gewoon niet genoeg bergruimte hadden voor iedereen.

Ik liet de dossiers waar ze waren, deed alle deuren in het kantoor op slot, stopte het pakket fotokopieën in een grote enveloppe, verzegelde die en nam hem mee naar Kempton Park. Het was me droef te moede.

 

Toen ik het zwierige bruine rokje van Jossie zag knapte ik weer aardig op, en in een sfeer van kameraadschap dronken we een glaasje grapefruitsap.

'Vader heeft die draak van een Lida meegebracht,' zei ze, 'dus ik ben alleen gekomen.'

'Woont ze bij jullie in huis?' vroeg ik.

'God zij dank niet, zeg.' Ze werd al niet goed bij het idee. 'Tien kilometer verderop, en dat is tienduizend kilometer te dichtbij.'

'Wat vindt de steevast zieke secretaresse van haar?'

'Sandy? Die wordt er nog zieker van.' Ze dronk het laatste restje van haar sapje op en glimlachte van achter haar glas. 'Sandy zou eigenlijk zo kwaad nog niet zijn, als het niet zo'n trut was. En kom me niet aan met een of andere goocheme theorie over bezitterige dochters en op drift geraakte vaders want ik zou het juist heel leuk gevonden hebben als hij op een gewone stoot gevallen was.'

'Weet hij dat je Lida niet mag?'

'Ja zeker.' Ze zuchtte. 'Ik heb tegen hem gezegd dat het een vleesetende orchidee is en toen zei hij dat ik het niet begreep. Einde gesprek. Het gekke is,' voegde ze eraan toe, 'dat ik alleen als ik bij jou ben aan haar kan denken zonder dat ik moet braken.'

'Blindedarmontsteking leidt de aandacht af van kiespijn,' zei ik.

'Wat?'

'Witte-bestelwagentjesgedachten.'

'De helft van de tijd denk ik dat je niet goed snik bent,' zei ze.

Ze kwam een paar kennissen tegen en ging met hen mee. Ik begaf me naar de weegkamer om mijn rijbroek, laarzen en Moira Longermans roodwitte shirt aan te trekken. Toen ik buiten kwam met mijn colbert aan over het fleurige hemd stond Binny Tomkins op me te wachten. Over zijn gelaatstrekken lag het tegenovergestelde van warmte en licht.

'Ik wou je even spreken,' zei hij.

'Oké, best.'

Zijn gezicht stond op onweer. 'Niet hier. Te veel volk. Kom mee deze kant op.' Hij wees naar het pad waarover de paarden van de paddock naar de baan gingen, een brede strook gras waar zich weinig publiek ophield.

'Wat is er?' vroeg ik, toen we ons uit het gedrang rond de deur van de weegkamer hadden gewerkt en in de richting liepen die hij had aangeduid. 'Is er iets met Tapestry?'

Hij schudde ongeduldig van nee, alsof dat een dwaze gedachte was.

'Ik wil dat )e het paard een beetje spaart.'

Ik bleef staan. 'Sparen' betekende in dit verband: proberen niet te winnen.

'Nee,' zei ik.

'Kom op, ik ben nog niet klaar...' Hij liep een paar meter door, keek om en wachtte tot ik met hem meekwam. 'Ik móét met je praten. Je moét luisteren.'

Uit zijn manier van doen sprak meer dan alleen maar het gebruikelijke, onweersachtige slechte humeur. Iets als pure angst. Ik schudde mijn hoofd en liep met hem op over het gras.

'Voor hoeveel zou je het doen?' vroeg hij.

Ik bleef weer staan. 'Ik doe het niet,' zei ik.

'Ja, weet ik wel, maar... wat dacht je van tweehonderd pond, belastingvrij?'

'Doe niet zo stom, Binny.'

'jij hebt makkelijk lullen,' zei hij woedend, 'maar als Tapestry vandaag wint ben ik alles kwijt. Mijn stallen, mijn broodwinning - alles.'

'Hoezo?'

Hij trilde van emotie. 'Ik heb schulden.'

'Bij bookmakers?' vroeg ik.

'Natuurlijk bij bookmakers.'

'Je bent een idioot,' zei ik onomwonden.

'Zelfvoldane klootzak,' zei hij woedend. 'Het zou me wat waard zijn als jij vandaag nog in die bestelwagen had gezeten, in plaats van hier rond te lopen.'

Ik keek hem peinzend aan. 'Misschien wint Tapestry evengoed wel niet,' zei ik. 'Niets is zeker.'

Plompverloren zei hij: 'Ik moet het van tevoren weten.'

'En als je je bookmaker de zekerheid kunt geven dat Tapestry niet wint, laat hij je dan met rust?'

'Voor een deel,' zei hij. 'En de rest heeft dan geen haast.'

'Tot de volgende keer dat het raak is,' zei ik. 'Totdat je er nog dieper in zit.'

Binny's ogen staarden in zichzelf gekeerd naar de hopeloze toekomst. Ik had het idee dat hij al niet aan de eerste stap zou toekomen om vastere grond onder de voeten te krijgen, wat in zijn geval betekende: volledig stoppen met gokken.

'Als een trainer een koers wil verliezen,' merkte ik op, 'dan hoeft hij toch niet te proberen de jockey om te kopen? Er zijn wel eenvoudiger manieren.'

Het onweer nam nu apocalyptische vormen aan. 'Ze betaalt de staljongen van haar paard om hem met arendsogen in de gaten te houden en haar verslag uit te brengen van alles wat er gebeurt. Ik kan hem niet ontslaan of hem een ander paard laten verzorgen, want dan stuurt ze Tapestry naar een andere trainer, zegt ze.'

'Het verbaast me dat ze dat al niet eerder heeft gedaan,' zei ik. En ze zou het alsnog doen, dacht ik, als ze dit gesprek had kunnen beluisteren.

'Je hoeft alleen maar slecht te rijden,' zei hij. 'Laat je opsluiten aan de overzijde en neem de bocht te ruim als je het rechte eind op komt.'

'Nee,' zei ik. 'Niet opzettelijk.'

Zo te zien was ik ijzersterk in het uitlokken van woede, Binny zou me met plezier ter plekke dood hebben zien vallen.

'Luister eens,' zei ik, 'ik vind het ook niet leuk dat je voor het blok zit. Echt niet, of je me nou gelooft of niet. Maar ik pieker er niet over jou te helpen door Moira en het paard en de wedders en mezelf te belazeren, en daarmee uit.'

"Vuile klootzak,' zei hij.

 

Vijf minuten later, terug bij de weegkamer en weer te midden van de drukte van de renbaan, voelde ik een hand op mijn arm en hoorde ik achter me een lijzige stem.

'Beste Ro, hoe liggen je kansen?'

Glimlachend draaide ik me om en keek in het intelligente gezicht van Vivian Iverson. Overdag op een renbaan - de plaats waar ik hem voor het eerst had ontmoet - droeg hij zijn kleren met dezelfde élégance en flair die hij had weten over te brengen op zijn Vivat Club. Donkergroene blazer op een grijze ruitjesbroek, zijn haar glanzend zwart in het aprilzonnetje. Kalme geamuseerdheid in zijn waakzame ogen.

'In het spel, in de liefde of in de koets van half vier?' zei ik.

'Dat je op vrije voeten blijft, beste kerel.'

Ik knipoogde. 'Mmm,' zei ik. 'Wat geef je?'

'Vijf tegen vier met jou op verlies?'

'Ik hoop niet dat je gelijk krijgt,' zei ik.

Achter al zijn luchtigheid bespeurde ik duidelijk de ernst. 'Toevallig hoorde ik gisteravond in de club onze vriend Connaught Powys telefoneren. Eerlijk gezegd, beste Ro, toen ik jouw naam hoorde vallen heb ik min of meer opzéttelijk geluisterd.'

'Op een meeluisterapparaat?'

'Tut tut,' berispte hij me. 'Helaas niet. Ik weet niet met wie hij sprak. Maar hij zei - ik citeer - " Je zult het toch met me eens zijn dat wat Britten betreft voorkomen beter is dan genezen," en even tater zei hij "Als een hond rond je schoenen begint te snuffelen kun je hem maar het beste aan de ketting leggen."'

'Heerlijk,' zei ik toonloos.

'Heb je een lijfwacht nodig?'

'Bied je jezelf aan?'

Glimlachend schudde hij zijn hoofd. 'Ik kan er een voor je huren. Karate, kogelvrij glas, alle moderne snufjes.'

'Ik denk dat ik het laat bij het optrekken van mijn verzekeringspolissen,' zei ik bedachtzaam,

'Tegen ontvoering? Daar begint niemand aan in jouw geval.'

'Garanties en tegenwichten,' zei ik, 'Niemand duwt mij van een springplank als dat betekent dat hij zelf een rotsblok op zijn kop krijgt.'

'Maar zorg dan wel dat ze van het bestaan van het rotsblok af weten.'

Ik glimlachte en zei: 'Je advies is zijn gewicht in zeewaardige zeiljachten waard.'

 

Moira Longerman stond in afwachting van Tapestry's koers met haar heldere vogeloogjes te twinkelen in de paddock. Ze streelde herhaaldelijk mijn arm, waarbij haar kleine, tengere handje lichtjes over de glanzend rode mouw gleed.

'Roland, je zult je uiterste best doen, hè? Natuurlijk doe je je uiterste best, hè?'

'Ja,' zei ik schuldbewust. Ik probeerde mijn weke spieren te spannen en zag hoe die van Tapestry als strakke koorden rolden onder zijn dek terwijl hij de paddock rondliep met zijn staljongen.

'Ik zag je daarnet met Binny praten, Roland.'

'O ja, Moira?' Ik maakte mijn ogen los van het paard en keek haar aan.

'Ja.' Ze knikte monter, 'Ik was op de tribune, daarboven in de bar en ik keek neer op het terrein. Ik zag je een eindje met Binny oplopen.'

Ze keek me strak en sluw aan en stelde de hamvraag zonder iets te zeggen. Haar handje streelde door. Ze wachtte gespannen en vol verwachting op mijn antwoord.

'Ik zal je dit zeggen,' zei ik ronduit, 'als ik er een puinhoop van maak is dat niet uit vrije wil.'

Ze hield op met strelen, gaf me een paar klopjes op mijn arm en glimlachte. 'Zo mag ik het horen, Roland.'

Binny stond op een meter of drie afstand en kon het niet opbrengen zelfs maar de schijn op te houden van de beleefdheid die een trainer verschuldigd is aan een eigenaar. Zijn gezicht stond star, zijn ogen waren zonder uitdrukking en zelfs het gebruikelijke onweer was verhard tot een meer algemene, vervaarlijker somberte. Het ging door me heen dat ik Binny waarschijnlijk ten onrechte had beschouwd als een grote stommeling. Hij had op dat moment iets over zich waar je kippevel van kreeg, visioenen van moord.

De bel klonk ten teken dat de jockeys op moesten stijgen, en het was de staljongen, niet Binny, die me met een handje in het zadel hielp.

'Ik krijg hier zo langzamerhand toch wel genoeg van,' zei Moira allerbeminnelijkst tegen niemand in het bijzonder.

Binny negeerde haar alsof hij het niet had gehoord; misschien had hij het ook wel niet gehoord. Hij had me ook geen instructies gegeven voor de koers, maar daar was ik in het geheel niet rouwig om. Hij leek volledig in zichzelf teruggetrokken en dichtgeslagen en toen Moira eventjes naar me zwaaide toen ik wegstapte met Tapestry, vergezelde hij haar niet naar de tribunes aan de overkant. Zelfs voor zijn doen was zijn gedrag ongehoord.

Tapestry zelf was in een opperbeste stemming; hij rukte opgewonden met zijn hoofd aan de leidsels en huppelde voort in korte galopjes alsof de lentekoorts van de aprilmaand door al zijn aderen stroomde. Zijn onstuimige vertrek in de Gold Cup indachtig realiseerde ik me dat ik deze keer van geluk zou mogen spreken als hij niet al van meet met me aan de haal zou gaan. Verzwakt als ik was zouden we dit keer niet vanwege mijn besluiteloosheid bij de tweede hindernis laatste liggen; integendeel, het zat er dik in dat ik nu veertig lengtes voorsprong zou hebben, waarmee alle kans op nog wat reserve voor de eindsprint verkeken zou zijn,

Tapestry danste luchtig op zijn tenen tijdens het defilé voor de tribunes, terwijl de andere deelnemers gewoon liepen. Danste in een speelse galop naar de start, die in Kempton Park bij steeple-chases over drie mijl links van de tribunes ligt, zodat het merendeel van het publiek er ruim zicht op heeft.

Er stapten daar nog elf andere jockeys rond, die op het laatste moment nog even de singel en de oogkleppen bijstelden terwijl de starter de namen afriep om te kijken of iedereen er was. De assistent van de starter was bezig de singel van het paard naast me wat aan te trekken en keek over zijn schouder om te vragen of hij de mijne ook moest bijstellen of dat hij goed zat.

Als ik de laatste tijd niet zo vaak door de mangel was gehaald zou ik hem eenvoudig gezegd hebben dat hij de gespen een paar gaatjes hoger moest zetten en zou ik er verder geen aandacht aan hebben geschonken. Maar overdreven argwanend als ik was zag ik plotseling haarscherp Binny voor me in zijn gevaarlijke afzijdigheid, en ik herinnerde me de wanhoop die had doorgeklonken in zijn beroep op mij om te verliezen. Het kippevel kwam in alle hevigheid terug.

Ik gleed van de rug van Tapestry en legde zijn teugels in een lus over mijn arm.

'Ik wil nog even kijken...' zei ik vagelijk tegen de assistent.

Hij keek op zijn horloge en gaf me een kort knikje. Nog een minuut voor de start, dus schiet op, zei zijn gezicht.

Ik had mijn eigen zadel. Ik kende elke flap ervan door en door, elke gesp, elke kras en elke vlek. Stukje bij beetje controleerde ik het grondig met mijn vingers en mijn ogen, en zag niets dat niet deugde. Singel, stijgbeugels, riemen, gespen, allemaal zoals het hoorde. Ik trok zelf de singel wat aan en de starter zei me op te stijgen.

De rest van mijn leven over mijn schouder achterom kijken, dacht ik. Demonen zien in elke schaduw. Maar het gevoel dat er iets niet in de haak was wilde maar niet verdwijnen.

'Schiet op, Britten.

'Ja, meneer.'

Ik stond op de grond en keek hoe Tapestry met zijn hoofd schudde.

'Britten!'

Leidsels, dacht ik. Hoofdstel. Bit. Leidsels. Als het hoofdstel afbrak zou ik het paard niet meer onder controle hebben en zou het de koers niet winnen. Ik zou de eerste niet zijn die een koers verloor ten gevolge van een afgebroken hoofdstel.

Als je echt goed keek, was het niet moeilijk te zien. De leren leidsels zaten vastgestikt aan de ringen aan weerszijden van het bit, en aan de rechterkant waren de stiksels in het leidsel bijna allemaal doorgesneden.

Drie mijl voortjakkeren en twintig hindernissen nemen met een rechterteugel die nog maar aan twee draadjes vastzat.

'Brítten!'

Ik gaf een flinke ruk, en de resterende stukjes garen vielen in mijn hand. Ik trok de teugel van de ring en zwaaide met het losse eind in de lucht.

'Het spijt me, meneer,' zei ik. 'Ik moet een nieuw hoofdstel hebben.'

'Wat? O, ja, dat moet dan maar...' Hij pakte zijn telefoon en belde de weegkamer om te zeggen dat ze snel een nieuw moesten brengen. De staljongen van Tapestry keek geschrokken toen hij ermee aankwam en hielp bij het verwisselen, en toen ik hem Binny's hoofdstel aangaf liet ik hem het gebroken stiksel zien.

'Ik snap niet hoe dat kan,' zei hij bezorgd. 'Ik wist echt niet dat het er zo aan toe was. Ik heb het gisteren nog schoongemaakt en zo.'

'Maak je maar geen zorgen,' zei ik. 'Het is jouw schuld niet.'

'Ja, maar...'

'Geef me maar een handje,' zei ik, 'en maak je verder niet druk.'

Maar hij bleef zorgelijk kijken. Goede staljongens trekken het zich vreselijk aan als er iets niet in orde blijkt met het paard dat ze afleveren, en Tapestry had een jongen die het paard dubbel en dwars waard was. Binny is een wandelende noodtoestand, dacht ik niet voor de eerste keer. Een ramp voor zichzelf en iedereen om zich heen.

'Op uw plaatsen,' riep de starter, met zijn hand aan de hefboom. 'We zijn vijf minuten te laat.'

Twee seconden later probeerde Tapestry dat verschil goed te maken door weer zo te vertrekken dat hij mijn armen nagenoeg uit de kom rukte, maar dank zij een paar even onstuimige tegenstanders kon ik hem gelukkig ergens midden in het veld krijgen. Daar bleven we de hele eerste ronde. Toen het veld zich eenmaal had gestabiliseerd lag het tempo lang niet zo hoog als bij de Gold Cup, en ik had tijd om mijn aandacht te concentreren op de gewonere dingen, zoals goed over de hindernissen gaan en niet uitbreken, wat een extra risico is in Kempton, omdat de leidstroken aan weerszijden van de hindernissen daar korter en lager zijn dan op andere banen, zodat eigenzinnige paarden vervelende dingen in hun hoofd halen.

Tijdens de tweede ronde deed mijn slechte conditie zich onmiskenbaar voelen, en ik overdrijf niet als ik zeg dat de jockey van Tapestry de laatste mijl weinig meer deed dan zich vastklemmen. Maar Tapestry had echt heel veel in zijn mars, en door de hoeraatjes en de schouderklopjes op de afzadelplaats na de Gold Cup leek hij zich zoals zoveel gelauwerde paarden bewust te zijn geworden van zijn status als ster. De extra dimensie van zijn nieuwe trots joeg ons vlekkeloos en als een streep over de laatste drie hindernissen op het rechte eind, en het was zijn eigen wil om te winnen waardoor hij op het laatste stuk voor de finish zijn nek uitstrekte en zijn galop verlengde. Tapestry won de Oasthouse Cup met vier lengten voorsprong, en het was helemaal het werk van het paard, ik stond er volkomen buiten.

Terwijl de tranen over haar wangen liepen kuste Moira alles wat los en vast zat: haar paard, mij en iedereen binnen mondbereik. De vreugde van Moira Longerman kende gêne noch remming en de opvallendste afwezige te midden van het feestgedruis was de trainer van het paard, Binny Tomkins was in geen velden of wegen te bekennen.

'Een borrel,' riep Moira naar mij. 'In de bar voor eigenaars en trainers.'

Ik knikte, buiten adem van uitputting en de klappen op mijn rug, en worstelde me met zijn zadel door de menigte om me te laten inwegen. In een roes dacht ik: het is niet te geloven, fantastisch, weer een grote koers gewonnen. Meer dan ik ooit voor mogelijk had gehouden. Een genot zo waanzinnig als er geen tweede ter wereld bestond. Zelfs het besef hoe weinig ik zelf had bijgedragen zette geen domper op de wilde vreugde van binnen. Nooit zal ik dit kunnen opgeven, dacht ik. Ik zou op mijn vijftigste nog altijd ronddarren in de modder en de regen, op jacht naar de schitterende droom. Verslaving is niet alleen een kwestie van een naald in je arm.

In de bar was Moira uitermate gul met champagne en klaterende lachjes. Ze had Jossie op sleeptouw genomen en hield haar dicht bij zich.

'Ro, lieve Ro,' zei Moira, 'heb jij Binny ergens gezien?'

'Nee.'

'Vond je het niet vreemd, dat dat hoofdstel zo maar brak?' Haar quasi-onschuldige ogen keken mij strak aan. 'Ik heb even met de staljongen gepraat, zie je.'

'Die dingen gebeuren,' zei ik.

'Je bedoelt: er valt niets te bewijzen?'

'Zo ongeveer, ja.'

'Maar ben je dan absoluut helemaal niet boos?'

Ik voelde me zo lekker van binnen dat ik moest glimlachen. 'We hebben gewonnen, wat kan ons het verder schelen?'

Ze schudde het hoofd. 'Het was een gemene streek.'

Wanhoop inspireert mensen tot daden die ze normaal niet in hun hoofd halen, dacht ik. Zoals het lossnijden van een teugel. Zoals het ontvoeren van een vijand. Zoals wat me verder nog te wachten stond voor alles achter de rug zou zijn. Ik bande de duivels in de schaduw uit mijn gedachten en dronk op het leven en de Oasthouse Cup.

Ook Jossie probeerde me uit mijn tent te lokken toen we naderhand naar het parkeerterrein slenterden.

'Heeft Moira gelijk?' vroeg ze streng. 'Heeft Binny geknoeid om je een smak te laten maken?'

'Ik denk van wel.'

'Ze zegt dat je het eigenlijk zou moeten melden.'

'Niet nodig.'

'Waarom niet?'

'Hij staat zo afgesteld dat hij voor het eind van het seizoen zichzelf opblaast.'

'Bedoel je zelfmoord?' vroeg ze.

'Je vat het te letterlijk op. Ik bedoel dat de bookmakers hem met een enorme dreun failliet zullen laten gaan.'

'Je bent dronken.'

Ik schudde grijnzend mijn hoofd. 'Nee, in de zevende hemel. Dat is iets heel anders. Kom je bij me op mijn wolkje zitten?'

'Eén windvlaagje,' zei ze, 'en weg ben je.'